Het Bijbelboek Hosea is een bijzonder boek. Hosea krijgt van God de opdracht te trouwen met een vrouw die hem ontrouw zal worden. Er zit een diepere betekenis achter want daardoor leert hij Gods gevoelens kennen ten aanzien van Israël, dat Hem ontrouw geworden is. God kon Israël niet langer als Zijn volk erkennen. In de namen die Hosea zijn kinderen moet geven, komt dit tot uiting. Toch heeft het volk niet voorgoed afgedaan. In het eerste hoofdstuk vanaf vers 10 laat God merken dat Hij Zijn voornemens met het volk in genade zal vervullen, een genade waarin ook de volken zullen delen.
Nu is er echter nog een opvallend gedeelte dat mij opviel. Het gaat om Hosea 2:7: Zíj erkent echter niet dat Ik het ben Die haar gegeven heeft het koren, de nieuwe wijn en de olie, dat Ik het zilver en het goud voor haar vermeerderd heb, dat zij voor de Baäl gebruikt hebben.
Met 'zij' wordt hier Israël bedoeld. In de uitleg van een boek van Ger de Koning las ik het volgende over dit Bijbelvers:
God is de bron van alle zegen. “Het koren, de nieuwe wijn en de olie” worden vaker samen genoemd (Dt 7:13; 11:14; 12:17; 14:23; 28:51). Ze zijn de drie hoofdzegeningen van het land. Als men de gaven die God in de natuur of op geestelijk gebied geeft, los van Hem als de Gever gaat beschouwen, is de ontrouw geboren. Israël is het besef kwijt dat het alles wat het bezit aan God te danken heeft.
We zien dat dit de zonde in de wereld heeft gebracht. In
het paradijs zegt God tegen de mens dat hij van alle bomen van de hof vrij mag
eten. Maar wat staat bij Eva voorop? Uit haar antwoord aan de slang blijkt dat
bij haar de vrucht op de voorgrond staat en niet het vrij mogen eten. Haar aandacht
is gericht op de gave en niet op de Gever. En dan gaat het mis. In zekere zin
zegent God alle mensen (Mt 5:45b; Hd 14:17). Maar net zomin als Israël en net
zomin als Eva beseft de moderne mens dat God de bron is van het voedsel en de
vreugde die hij elke dag mag genieten.
Israël dankt niet alleen God er niet voor, ze gebruiken
in hun vermetelheid de geschenken van God om ze aan de Baäl te geven. Dat
gebeurt bijvoorbeeld door van het goud een beeld voor de Baäl te maken, maar
ook door aan dat zelfgemaakte beeld allerlei wijgeschenken te offeren. Mogelijk
staat de naam ‘Baäl’ hier voor alle afgoden, waarvan Baäl de populairste is.
We mogen onszelf wel afvragen: Waarvoor gebruik ik wat ik van God heb gekregen? Dien ik mijzelf ermee? Of dien ik er wel anderen mee, maar dan alleen om het voordeel dat het mij weer oplevert? Of dien ik er soms de goden van deze tijd mee, door volledig op te gaan in mijn carrière, door overmatige aandacht en geld te besteden aan hoe ik er uitzie of door mij in te spannen zo krachtig mogelijk te kunnen argumenteren? Zo zijn er wel meer voorbeelden te noemen waarbij iemand wat hij van God heeft gekregen, misbruikt tot eer van zichzelf.
Vooral het laatste gedeelte geeft stof tot nadenken!
Reacties
Een reactie posten
Fijn dat je een reactie achterlaat. Deze wordt eerst gecontroleerd dus het kan even duren voor je hem terugziet onder het bericht.