Niemeijer geeft een verhelderend antwoord:
De misdadiger, die naast de Here Jezus aan het kruis stierf, kwam tijdens zijn terechtstelling tot het geloof in de Here Jezus. In Mattheüs 27:44 en Markus 15:32 wordt beschreven hoe de beide misdadigers Hem lasterden en bespotten. In Lukas 23:39-43 zien we echter hoe één van de misdadigers tot bekering kwam en zijn eigen schuld beleed en de onschuld van de Here Jezus erkende. Vervolgens beleed hij het koningschap van de Here Jezus en vroeg Hem om hem in Zijn koninkrijk te gedenken, waarmee Hij erkende dat er meer was dan de dood.
De Here Jezus stierf eerder dan de misdadigers, van wie
de benen gebroken moesten worden om het stervensproces te versnellen. Zo ging
de Here Jezus vóór de bekeerde misdadiger uit om Hem in het paradijs te kunnen
verwelkomen. Hij verwelkomde echter niet alleen deze misdadiger, maar ook alle
gestorven Oudtestamentische gelovigen in het paradijs. In Efeze 4:7-10 lezen we
hoe de Here Jezus na Zijn sterven aan het kruis naar het dodenrijk afgedaald is
om ‘krijgsgevangenen’, alle Oudtestamentische gelovigen die na hun sterven naar
het dodenrijk afgedaald waren (Lukas 16:22-23: zie bijvoorbeeld Abraham in het
dodenrijk), uit het dodenrijk te bevrijden en hen naar het paradijs meegenomen
heeft. Na het kruis verdwijnt geen enkele gelovige meer in dit dodenrijk, maar
‘neemt zijn/haar intrek bij de Here Jezus’ (2 Korinthe 5:8) in het paradijs.
Voor Paulus betekent het sterven niet meer een verhuizing
naar het dodenrijk, maar ‘met Christus te zijn, want dat is verreweg het beste’
(Filippenzen 1:23). Wanneer de Here Jezus Zijn gemeente van de aarde tot Zich
haalt, lezen we eerst, dat de ‘Here God de in Christus ontslapenen door Jezus
zal wederbrengen met Hem’ (1 Thessalonicenzen 4:14). Alle gelovigen zullen dus
met Christus vanuit het paradijs naar de aarde komen. Vervolgens lezen we ‘dat
de in Christus ontslapenen het eerst op zullen staan’. We lezen hier dus zowel
over de wederkomst, als ook over de opstanding van de ontslapen gelovigen. De
zielen van de ontslapen gelovigen zullen met de Here Jezus wederkomen en zich
verbinden met het aardse stof van hun lichamen die hier op aarde begraven en verteerd
zijn. Als teken hiervan zullen de graven opengaan (Johannes 5:28) en alle
gelovigen uit de dood opstaan. Zo lezen we in 1 Korinthe 15:35-49 over ons
opstandingslichaam, dat kenmerken van ons aardse lichaam in zich zal dragen.
Het opstandingslichaam mogen we niet los zien van ons aardse lichaam, dat als
een graankorrel aan de aarde toevertrouwd werd om bij de opname van de gemeente
als een verheerlijkt lichaam te ontkiemen. Wanneer de zielen, die met de Here
Jezus uit de hemel zullen komen zich met de opgewekte lichamen uit de doden
verenigd hebben, zullen zij samen met de nog levende verheerlijkte gelovigen de
Here tegemoet gaan in de lucht om zo voor altijd bij Hem in het Vaderhuis te
zijn.
De gestorven gelovigen zijn nu dus in het paradijs en
straks, na de opname van de gemeente, gaan we samen met hen naar het Vaderhuis.
In het paradijs zullen de ontslapen gelovigen nog niet
het verheerlijkte lichaam hebben, want dat ontvangen ze pas na de opname. Tot
die tijd zullen ze waarschijnlijk, net als de martelaren uit de ‘grote
verdrukking’ bekleed zijn met een ‘tijdelijk lichaam’: ‘en aan elk hunner werd
een wit gewaad gegeven, en hun werd gezegd, dat zij nog een korte tijd moeten
rusten…’ (Openbaring 6:11). Uit 2 Korinthe 5:2 blijkt dat met een gewaad, een
kleed, het lichaam, bedoeld wordt, een aards kleed en een hemels kleed.
Theo Niemeijer
Reacties
Een reactie posten
Fijn dat je een reactie achterlaat. Deze wordt eerst gecontroleerd dus het kan even duren voor je hem terugziet onder het bericht.