Het paradijs, de opname en het Vaderhuis


In het nieuwste nummer van 'Het Zoeklicht' wordt een interessante vraag gesteld aan bijbelleraar Theo Niemeijer. De vraag luidt: Over twee gedeelten uit de Bijbel, die over de opname van de gemeente gaan wil ik u iets vragen. De misdadiger die naast de Here Jezus aan het kruis stierf, zou diezelfde dag nog met Hem in het paradijs zijn. Hoe kunnen we bij de opname van de gemeente Hem dan in de lucht tegemoet gaan, wanneer vele ontslapenen al bij Hem in het paradijs zijn? Waar zijn de in Christus ontslapenen nu? 


Niemeijer geeft een verhelderend antwoord:

De misdadiger, die naast de Here Jezus aan het kruis stierf, kwam tijdens zijn terechtstelling tot het geloof in de Here Jezus. In Mattheüs 27:44 en Markus 15:32 wordt beschreven hoe de beide misdadigers Hem lasterden en bespotten. In Lukas 23:39-43 zien we echter hoe één van de misdadigers tot bekering kwam en zijn eigen schuld beleed en de onschuld van de Here Jezus erkende. Vervolgens beleed hij het koningschap van de Here Jezus en vroeg Hem om hem in Zijn koninkrijk te gedenken, waarmee Hij erkende dat er meer was dan de dood.
De Here Jezus stierf eerder dan de misdadigers, van wie de benen gebroken moesten worden om het stervensproces te versnellen. Zo ging de Here Jezus vóór de bekeerde misdadiger uit om Hem in het paradijs te kunnen verwelkomen. Hij verwelkomde echter niet alleen deze misdadiger, maar ook alle gestorven Oudtestamentische gelovigen in het paradijs. In Efeze 4:7-10 lezen we hoe de Here Jezus na Zijn sterven aan het kruis naar het dodenrijk afgedaald is om ‘krijgsgevangenen’, alle Oudtestamentische gelovigen die na hun sterven naar het dodenrijk afgedaald waren (Lukas 16:22-23: zie bijvoorbeeld Abraham in het dodenrijk), uit het dodenrijk te bevrijden en hen naar het paradijs meegenomen heeft. Na het kruis verdwijnt geen enkele gelovige meer in dit dodenrijk, maar ‘neemt zijn/haar intrek bij de Here Jezus’ (2 Korinthe 5:8) in het paradijs.

Voor Paulus betekent het sterven niet meer een verhuizing naar het dodenrijk, maar ‘met Christus te zijn, want dat is verreweg het beste’ (Filippenzen 1:23). Wanneer de Here Jezus Zijn gemeente van de aarde tot Zich haalt, lezen we eerst, dat de ‘Here God de in Christus ontslapenen door Jezus zal wederbrengen met Hem’ (1 Thessalonicenzen 4:14). Alle gelovigen zullen dus met Christus vanuit het paradijs naar de aarde komen. Vervolgens lezen we ‘dat de in Christus ontslapenen het eerst op zullen staan’. We lezen hier dus zowel over de wederkomst, als ook over de opstanding van de ontslapen gelovigen. De zielen van de ontslapen gelovigen zullen met de Here Jezus wederkomen en zich verbinden met het aardse stof van hun lichamen die hier op aarde begraven en verteerd zijn. Als teken hiervan zullen de graven opengaan (Johannes 5:28) en alle gelovigen uit de dood opstaan. Zo lezen we in 1 Korinthe 15:35-49 over ons opstandingslichaam, dat kenmerken van ons aardse lichaam in zich zal dragen. Het opstandingslichaam mogen we niet los zien van ons aardse lichaam, dat als een graankorrel aan de aarde toevertrouwd werd om bij de opname van de gemeente als een verheerlijkt lichaam te ontkiemen. Wanneer de zielen, die met de Here Jezus uit de hemel zullen komen zich met de opgewekte lichamen uit de doden verenigd hebben, zullen zij samen met de nog levende verheerlijkte gelovigen de Here tegemoet gaan in de lucht om zo voor altijd bij Hem in het Vaderhuis te zijn.
De gestorven gelovigen zijn nu dus in het paradijs en straks, na de opname van de gemeente, gaan we samen met hen naar het Vaderhuis.
In het paradijs zullen de ontslapen gelovigen nog niet het verheerlijkte lichaam hebben, want dat ontvangen ze pas na de opname. Tot die tijd zullen ze waarschijnlijk, net als de martelaren uit de ‘grote verdrukking’ bekleed zijn met een ‘tijdelijk lichaam’: ‘en aan elk hunner werd een wit gewaad gegeven, en hun werd gezegd, dat zij nog een korte tijd moeten rusten…’ (Openbaring 6:11). Uit 2 Korinthe 5:2 blijkt dat met een gewaad, een kleed, het lichaam, bedoeld wordt, een aards kleed en een hemels kleed.

Theo Niemeijer   

Reacties