Een aantal maanden geleden kreeg ik van een 95-jarige mevrouw (die overigens in veel opzichten lijkt op Corrie ten Boom) deze prachtige column in mijn handen gedrukt. Ik wil hem jullie niet onthouden. De schrijver is Kees van Vianen.
Onlangs sprak ik met iemand over het gebruik van de
uitdrukkingen ”halleluja” en ”praise the Lord!” We waren het erover eens dat
dit ‘onder ons’ niet zo veel, eigenlijk nooit gezegd wordt. Dat is vreemd. De
Bijbel noemt het in het boek Psalmen regelmatig. Door de Psalmen kijk je in het
hart van de kinderen van God. Zijn er nu geen kinderen, of zijn de kinderen
anders geworden? Of hebben ze zo niet leren praten?
Ik denk aan wat er kortgeleden gebeurde. Het verhaal pas
ik zo hier en daar iets aan. ’t Gaat over een vrouw die opgroeide in de kringen
van het Leger des Heils. Daar is het veel gebruikelijker om tijdens de dienst
regelmatig ”amen!” of ”halleluja!” te roepen. Na verloop van tijd gebeurde er
iets in het leven van deze vrouw waardoor ze tot de ontdekking kwam dat ze de
Heere Jezus toch niet persoonlijk kende. Ze kwam tot bekering en besloot na
verloop van tijd naar een andere gemeente te gaan. Ze kreeg weer voedsel voor
haar ziel. Dat maakte haar zó blij en enthousiast dat ze van tijd tot tijd ook
daar instemmend ”halleluja!” riep. Haar nieuwe broeders en zusters keken vreemd
op, dat waren ze niet gewend! Er werd in de gemeente veel over haar gesproken.
Niemand sprak met haar. De kerkenraad werd menigmaal gewaarschuwd.
Na enige tijd werd de vrouw ziek. Ook financieel had ze
het moeilijk. De dominee kwam op ziekenbezoek en zag dat ze best wat extra’s
kon gebruiken. Hij vroeg haar: „Kan ik je helpen met een paar wollen dekens?”
Ze gaf aan dat ze dat zeer op prijs zou stellen. De dominee besloot maar direct
het gebeuren ter sprake te brengen en zei haar toen: „Oké, ik kom dekens
brengen als je niet meer telkens ”halleluja!” zult roepen tijdens de eredienst.
Wij zijn dat niet zo gewend en het veroorzaakt onrust in de gemeente.” De vrouw
keek bedenkelijk, maar wilde het zeker proberen in ruil voor warmte.
Na verloop van tijd mocht de vrouw herstellen van haar
ziekte en kon ze ook de kerkdiensten weer bijwonen. Ze dronk de woorden in. ’t
Was alsof het voor haar alleen was. Maar ze zweeg. Ze had het beloofd. Zo ging
het enige weken. Tot die adventszondag en de dominee preekte uit Titus 2:11:
„Want de zaligmakende genade Gods is verschenen aan alle mensen.” De Heilige
Geest paste deze woorden toe aan haar hart. Ze kon zich niet langer inhouden en
riep luid en duidelijk: „Dekens of geen dekens, halleluja!”
Elke keer wanneer ik haar nu bezoek, herhalen wij deze woorden en roepen tegen elkaar: "Dekens of geen dekens, halleluja". Geweldig, als je er zo vol van bent, lukt het gewoon niet om je mond erover te houden!
Haha, geweldig verhaal!
BeantwoordenVerwijderen