2. Vertel hen wat goed en wat verkeerd is (1 Kon. 1:6-7).
3. Zie hen als gaven van God (Psalm 127:3).
4. Begeleid hen in de wegen van God (Spreuken 22:6).
5. Tuchtig hen (Spreuken 29:17).
6. Heb hen onvoorwaardelijk lief (Lukas 14: 11-32).
7. Verbitter hen niet (Ef. 6:4).
8. Verdien hun respect door je voorbeeld (1 Tim. 3:4).
9. Zorg voor hun lichamelijke noden (1 Tim. 5:8).
10. Geef je geloof aan hen door (2 Tim. 1:5).
Reacties
Een reactie posten
Fijn dat je een reactie achterlaat. Deze wordt eerst gecontroleerd dus het kan even duren voor je hem terugziet onder het bericht.